De appelboomgaard
.
.
.
.
.
De appelboomgaard van oma Snijders- de Wilt
..
.
.
.
.
.
.
.
.
De boomgaard is in het najaar van 1911 aangelegd door P.L. de Wilt, vermoedelijk een niet nader bij mij bekend familielid van oma Snijders- de Wilt. Daartoe was een strook grond aangekocht ter grootte van 3,17 ha.; aan de straat een breedte van ca. 80 meter en een perceeldiepte van ca. 400 meter ( groter in oppervlakte dan vier voetbalvelden ).
De boomgaard bevond zich aan de westelijke noordzijde van de Kalversteeg, in het noord- westelijke buitengebied van Dussen in het Brabantse Land van Heusden en Altena. Naar alle waarschijnlijkheid was het bezit een voortvloeisel uit het familiebezit van de fam. de Wilt. Uit correspondentie blijkt dat mijn oma Marie J. A. Snijders- de Wilt (1875-1940) als de eigenaar werd beschouwd. Overigens heb ik oma in tegenstelling tot opa Henri J.H. Snijders (1872-1953) niet meer mogen kennen. De grond is in de eerste jaren na de aanplant flink bemest en verhuurd als landbouwgrond. De boompjes waren toen nog niet vruchtdragend. Later werd de ondergrond gebruikt als grasland. Boeren verzochtten om toestemming om hun schapen en runderen onder de bomen te laten grazen.
Hier was vermoedelijk sprake van diensten met gesloten beurs: het kort houden van de ondergrond en de bemesting was ook in het belang van de fruitteler. In een bewaard gebleven brief uit 1941 is te lezen dat een boer als dank een aldaar geschoten haas aanbood aan opa Snijders.
.
.……………….. Opa was toen reeds gepensioneerd en in Vught gaan wonen. Zijn zoon Adriaan ( later mijn vader ) moest
………………….beroepshalve als gemeente-secretaris nog in het dorp aan de Maas blijven. De slag om de Maas zou Adriaan
………………….in november 1944 dwingen tot evacuatie. In de brief schrijft hij dat hij wegens drukke werkzaamheden de
………………….aangenomen haas die week niet af kan leveren in Vught. Dat zou een weekend later worden. “Met het opeten
………………….mag dan niet zoo heel lang meer gewacht worden. Of wordt een haas met het ouder worden beter?”
.
.
Als terreinafscheiding stond om de gehele boomgaard een dichte haag van elzen, welke ook beschutting bood tegen de wind in de open polder. Over de volle diepte van het langgerekte terrein liep een smalspoor met een lorrie voor het transport van de fruitkisten naar de straat. Verscholen tussen bomen stond niet ver van de straat een huisje voor opslag. Voor een optimale afwatering liepen tussen alle bomenrijen ondiepe greppeltjes naar de omliggende afvoersloten. Ook kunstmest werd toegepast. Een tuinbouwkundig rapport uit 1939 is nogal te spreken over de goede grondsamenstelling, daarentegen baart de aanwezigheid van veel bloedluis zorgen. De bruto jaaropbrengst in die jaren bedroeg tussen de 2500 en 5000 guldens. Het bruto jaarinkomen van opa Snijders moet toen niet veel meer dan 1500 guldens hebben bedragen. De opbrengsten waren een welkome aanvulling op opa Snijders’ beroepsinkomsten, waarover hij overigens in kleine kring wel eens voorzichtig schamperde. Maar samen met dit “appeltje voor de dorst” was de familie zelfs in staat een royale villa te bewonen. Risico’s waren echter de eventueel slechte zomers, ziekten en hagelschade. Het rapport geeft een nauwkeurige opsomming van het bomenbestand: 120 stammen goudreinet, 69 stammen sterappel, 62 stammen Brabantse bellefleur, 79 appel-struiken in diverse soorten, 3 halfstammen peren in 3 soorten.
.
De periode tussen 1900 en 1960 geldt als de piektijd in de Nederlandse fruitteelt, met name in de gebieden tussen en beneden de grote rivieren. Appels als Brabantse bellefleuren en sterappels worden vandaag de dag niet veel meer geteeld. De bomen waren nog veelal hoogstam. Pas later kwamen de laagblijvende appelstruikjes in zwang, welke in een aanmerkelijk
.
……………………………………..
.
…………………………………………………………..Adriaan Snijders in de boomgaard c1930
.
.
hogere dichtheid konden worden aangeplant en voor de pluk beter bereikbaar waren. Echter, dit kwam de landschappelijke waarde niet ten goede.
In naam van zijn vrouw werd de boomgaard geëxploiteerd door opa Henri Snijders als nevenaktiviteit naast het burgermeesterschap van de gemeente Dussen en Hank. De dagelijkse gang van zaken in de boomgaard zoals organiseren van de oogst, het snoeiwerk, het onderhoud van de ondergrond en het toen zeer gangbare bespuiten met pesticiden zijn vele jaren lang uitbesteed geweest aan de heer P. Teuling uit Dussen. Uit een bericht in het Nieuwsblad voor het Land van Heusden en Altena uit 1928 valt te lezen dat opa Snijders het initiatief had genomen om een tuinbouwvereniging op te richten. Met name op de gronden langs het in de buurt stromende riviertje de Dusse waren boomgaarden gekomen; dit gebied viel aan te merken als de Dussense fruittelershoek. Naar het voorbeeld van de even eerder opgerichte landbouwvereniging, waarbij hij eveneens betrokken was, konden fruit- en groententelers hun belangen gaan bundelen. Allerlei zaken konden nu gezamenlijk worden geregeld: opslagruimte, bestrijding van ziekten en het delen van vakkennis. Het betrof hier immers een doelmatige produktie-boomgaard van behoorlijke omvang. In goede jaren moet de jaaropbrengst duizenden kisten hebben bedragen. ( In 1928 haalde een Dussense fruitteler het nieuws door van een enkele boom 675 kg appels te oogsten; meer dan 30 kisten ).
.
Op familiefotootjes zien we opa Snijders poserend bij bijenkasten in de boomgaard. Ook mijn vader Adriaan Snijders (1911-1979) is te zien als jongeman te midden van vol bloesemende bomen. In een van zijn laatste levensjaren, in juni 1951, schreef opa Henri in een brief: “ De boomgaard staat vol verwachting, ik heb alle hoop dat alles in orde komt”. Ongetwijfeld had hij de oogst van dat jaar op het oog. Na zijn overlijden in 1953 is de exploitatie van de boomgaard overgegaan naar zijn dochter Hendrina Snijders. Tegen de tijd van de ruilverkavelingen heeft zij de boomgaard in 1962 kunnen verkopen. Het perceel raakte daarna betrokken bij de ruilverkavelingen; de boomgaard ging op in landbouw-gronden.
.
Vanaf de St. Elisabethvloed (1421) was dit gebied te beschouwen geweest als een soort uitloper (ook wel binnenzee) van de Noordzee. Daarin stroomden ter plaatse de rivieren Oude Maas, Alm, Donge en Waal in open water uit. Het oostelijk deel was rond 1659 ingedijkt en onder de naam Zuid Hollandse polder – daarin kwam de boomgaard – bij het Land van Heusden en Altena gevoegd. De resterende niet bedijkte wateroppervlakte viel later deels droog en verkreeg de naam Biesbos. De betreffende poldergronden behoren sindsdien tot de vruchtbaarste in het rivierengebied.
Met de teloorgang van het familiebezit verdween ook boomgaard, zo verbonden met een tijdsbeeld waarin een boomgaard een vertrouwd beeld was in het landschap. Een kunstenaar als Leo Gestel (1881-1941) keerde in zijn werk regelmatig terug naar het thema van de boomgaard, waarvan de bijna idyllische ‘openheid in natuurlijke beslotenheid’ ook menig ander kon beroeren. In de latere jaren is de bijzondere ervaring om in een boomgaard te verkeren, beperkt geworden tot de uithoeken van boeren-kampeererven of opengestelde kloostertuinen.
.
.
…………Deze tekst is een bewerking van een hoofdstuk uit mijn uitgave “Geschiedenissen uit de families Heijs en Snijders” (2009)
.
Lees ook: Nawoord ▼ …………………………………………………………………………………………………hsn sept. 2010
Nawoord ……………………………………………………………………………………………………..De appelboomgaard
.
.
Een kleine afdruk van een werk van Leo Gestel vind men op de home-page van deze website. Het stamt uit zijn kubistische fase, omtrent 1914. Tot andere kunstenaars die boomgaarden schilderden behoorden o.a. Vincent van Gogh en Camille Pissarro.
.
.
Nawoord behorend bij tekst: De appelboomgaard hsn sept. 2010
.
.
.
.
.
.
.
.